Welk middel of welke vorm is geschikt?

Onderwerp
Het gesprek voeren

Participatie is de laatste jaren een buzzword geworden. En daardoor zijn er ondertussen een heleboel werkvormen, zowel online als offline, te vinden om participatietrajecten in te richten. Zoveel dat je wellicht denkt: hoe weet ik eigenlijk wat ik moet kiezen? 

Belangrijk is om niet alleen na te denken over een middel dat financieel en praktisch haalbaar is. Natuurlijk is dit belangrijk, maar belangrijker nog is dat de werkvorm past bij het doel, de beoogde doelgroep, het niveau van participatie, en de vraag die je wilt stellen. Probeer jongeren dus niet via de krant te bereiken en doe geen creatief werkatelier als er al veel kaders vastliggen.

Bepaal daarom vooraf welke doelgroepen je wilt bereiken en waarom. En ook, hoeveel mensen wil je bereiken? Hoe gevarieerd moet die groep zijn en moet deze representatief zijn? Dit bepaalt uiteindelijk welke werkvorm(en) je nodig zult hebben om deze groep(en) te bereiken. 

Kiezen van methodes

Realiseer je dat geen enkele vorm iedereen bereikt. Wel werkt de ene methode beter voor het bereiken van ‘het stille midden’ (bijvoorbeeld straatgesprekken) dan een andere werkvorm (een inloopavond in het buurthuis). Dat geldt ook voor online en offline werkvormen. Online participatie vraagt vaak minder tijd van de deelnemer en kan een lagere drempel zijn voor mensen om mee te doen, maar sluit tegelijkertijd ook mensen uit die minder digitaal vaardig zijn. Een mix van werkvormen kan een oplossing zijn om een variëteit aan inzichten op te doen. Een aantal uitgangspunten bij het kiezen van werkvormen:

  • Gebruik participatie methodes zo dicht mogelijk bij het privéleven;
  • Laat mensen op hun eigen tempo participeren;
  • Combineren van on- en offline participatie;
  • Aanbieden van incentives, bijvoorbeeld het compenseren van deelnemers.

Weet je niet goed hoe je bepaalde doelgroepen moet bereiken? Of wie de doelgroepen precies zijn in jouw gemeente of regio? Denk dan eens over doelgroepenonderzoek of een leefstijlmonitor. Een dergelijk onderzoek geef inzicht in de typen inwoners die in een bepaalde wijk of regio wonen en hoe betrokken zij zijn. Van ‘We hebben geen invloed’, tot ‘Ik wil wel, maar ben te druk’, tot ‘Ik denk graag mee’.  

Als je weet hoe mensen tegen maatschappelijke vraagstukken aankijken, kun je ze gerichter benaderen en je communicatie daarop aanpassen. Energieke, jonge mensen vinden een creatieve sessie waarschijnlijk hartstikke leuk, terwijl een klankbordgroep beter werkt voor mensen met een meer zakelijke houding.

VOORBEELD

Op het Jan Tinbergen College in Roosendaal gingen leerlingen in gesprek over klimaatverandering. Maken ze zich zorgen? Welke oplossingen zien ze? En: wat is hun advies aan de lokale politiek om de klimaatverandering tegen te gaan? Bekijk hier het resultaat.  

VOORBEELD

In Voorne Putten gingen ze in bewust in gesprek met unusual suspects. Met mensen die geen uitgesproken (voor of tegen) mening hebben over de energietransitie. Door middel van interviews bevroegen ze hen hoe zij aankijken tegen de energietransitie. Zo ontstond er een beter, genuanceerder en eerlijker beeld van wat er leeft onder bevolking. 

Meer lezen

Vorige artikel

7. Waarover kan men meepraten

Volgende artikel

8. Het gesprek voeren